Als je ooit hebt gedagdroomd of kinderen hebt zien spelen, heb je uit de eerste hand ervaren hoe we beelden van dingen of ideeën in ons hoofd kunnen vormen. Wanneer we verhalen lezen of verschillende media consumeren, wordt onze geest verlicht met verwondering en mogelijkheden. We ervaren en voelen dingen die misschien niet bestaan in de externe wereld, maar voor ons heel echt zijn.
Het vermogen om te verbeelden is niet triviaal; de gedachten en overtuigingen die in onze innerlijke wereld ontstaan, drijven de acties en gedragingen die onze externe wereld vormen.
Maar verbeelding is niet zomaar nutteloos dagdromen of fantaseren, noch slechts intern spel dat we extern naspelen. Het is een uniek menselijke kwaliteit om over de toekomst na te denken en deze te plannen, om een mogelijke toekomst te conceptualiseren en vervolgens te proberen die werkelijkheid te maken.
Zonder verbeelding zou je vastzitten binnen de grenzen van wat je al weet. Een wereld zonder verbeelding zou een wereld zonder creativiteit zijn, waarin we nauwelijks in staat zouden zijn te experimenteren, verkennen, innoveren, problemen op te lossen of onszelf te vermaken.
De capaciteit voor verbeeldend denken is een uitzonderlijk creatieve activiteit en misschien zelfs een religieuze daad – het is het instrument dat verandering mogelijk maakt. De kracht van verbeelding raakt de kern van wie we niet alleen zijn, maar ook wie we kunnen worden, en sluit daardoor nauw aan bij onze essentiële natuur als wezens die geschapen zijn naar het beeld van het Goddelijke.
Deze diepgaande betekenis van verbeelding wordt levendig geïllustreerd in het bijbelse verhaal van de hereniging van Yosef en Yakov.
Yosefs broers ontvoerden hem in zijn jeugd en verkochten hem als slaaf. Ze dekten hun misdaad toe door hun vader te vertellen dat een wild dier hem had verscheurd, en Yakov leefde jarenlang ontroostbaar. Toen het lot zijn broers weer bij hem bracht, greep Yosef de kans om zijn familie te helen, en Yakov reisde naar Egypte om zijn lang verloren zoon opnieuw te zien. In dit cruciale moment merkt Yakov op dat hij nooit geloofde dat zoiets mogelijk zou zijn:
וַיֹּאמֶר יִשְׂרָאֵל אֶל־יוֹסֵף רְאֹה פָנֶיךָ לֹא פִלָּלְתִּי וְהִנֵּה הֶרְאָה אֹתִי אֱלֹהִים גַּם אֶת־זַרְעֶךָ
“En Israël zei tegen Yosef: ‘Ik had nooit gedacht jouw gezicht weer te zien, en nu heeft God me zelfs jouw kinderen laten zien!’” (48:11)
Onze wijzen leren dat Yakov op dat moment de Shema Yisrael uitsprak, een centraal gebed in het jodendom dat de eenheid en kracht van de Schepper bevestigt.
We zouden kunnen denken dat Yakov dit gebed uitspreekt uit dankbaarheid; hij is dankbaar dat hij Yosef weer ziet voordat hij sterft.
Maar zijn woorden wijzen op iets diepers dan dankbaarheid, iets dat meer lijkt op verbijstering of verrassing – לֹא פִלָּלְתִּי.
Rashi verklaart deze uitdrukking als bedachtzaam nadenken of oordelen. De Rashbam legt uit dat Yakov zichzelf nooit toestond te hopen dat hij Yosef ooit nog zou zien. De Chizkuni begrijpt het als een erkenning dat Yakov zelfs niet gebeden had om Yosef weer te zien, een onmogelijke verwachting gezien het feit dat hij dacht dat een wild dier hem had gedood. Hij merkt op dat het woord dat Yakov gebruikt, verwant is aan het woord voor gebed – תפלה / פִלָּלְתִּי.
Of, zoals wij vandaag zouden zeggen: Yakov kon zich nooit voorstellen dat hij Yosef weer zou zien.
De suggestie van een verband tussen gebed en verbeelding is buitengewoon krachtig. Rabbi Judah Mischel merkt op dat het voor de hand ligt dat een deel van gebed is dat je jezelf toestaat te durven verbeelden dat dingen anders of beter kunnen zijn, dat iets anders mogelijk is.
Als we deze inzichten samenvoegen, begrijpen we dat het moment van Yakov en Yosefs hereniging een essentiële les bevat: de grenzen van onze verbeelding zijn niet de grenzen van wat mogelijk is. Zoals onze wijzen leren: zelfs met een zwaard op je nek, mag je de hoop niet opgeven; je moet blijven bidden om een uitweg.
Onze capaciteit voor verbeelding overstijgt louter gedachten en gaat veel verder dan wat we als mogelijk beschouwen, diep het domein van geloof en hoop in. Rabbi Meilich Biderman leert zelfs dat de menselijke aanleg voor hoop en optimisme een van Gods grootste uitingen van vriendelijkheid is.
Rabbi Moshe Sherer zei dat een van onze grootste zegeningen het vermogen is om te dromen; de Ponevezher Rav voegde scherp toe dat groot dromen belangrijk is, maar dat je moet oppassen niet in slaap te vallen.
We worden allemaal geconfronteerd met situaties die onoverkomelijk ver weg, onherstelbaar gebroken en onomkeerbaar verloren lijken. Dit verhaal daagt ons uit om te durven dromen van een wereld voorbij de grenzen van onze huidige realiteit, te bidden, hopen en werken aan het schijnbaar onmogelijke, omdat absurd onwaarschijnlijke dingen voortdurend gebeuren.
Vermeng je gebeden met de kracht van verbeelding – niet als een ontsnapping aan de realiteit, maar als een brug tussen de innerlijke wereld en een lichtere, betere wereld die nog steeds mogelijk kan zijn.